Als jonge broodrenner-sprinter moest Demke nog als metaalarbeider verder doen, en soms voor wat geld optreden om anderen te gangmaken tijdens training of koersen. Zo kreeg hij ook goesting om zelf stayer te worden. Maar zijn stijl trok op niets, hij worstelde met de pedalen. Zijn wil om er te komen was echter sterk. Met Paul Dunkel vormde hij een duo dat sensatie bracht in de koersen. Het grote geld kwam binnen, maar die vette jaren waren nodig als schokdemper voor magere tragische jaren die volgden. Toen tijdens een training de achterband van de Brennabor gangmaakmotor kapot vloog, schoven machine en pacer met zware smak tegen de afsluiting. De renner sleepte zijn kameraad naar de infirmerie, maar toen hij daar kwam was die jongen dood. Zonder Dunkel betekende Demke minder, regelmatig reed hij rond de velodrooms als een zombie. Door wat koersen te winnen met gangmaking van tandems steeg hij uit zijn depressie. Zoals vele wielerkampioenen werd Demke piloot tijdens de oorlog. In 1916, als instructeur van de pilotenschool van Berlijn, haperde er iets tijdens een schoolvlucht met een leerling.
De ex-wielerkampioen kreeg een dodelijke slag van de schroef van zijn vliegmachine.